
Jurisprudentie
BJ2134
Datum uitspraak2009-06-17
Datum gepubliceerd2009-07-09
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers101915 / HA ZA 08-364
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2009-07-09
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers101915 / HA ZA 08-364
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Het beroep van de notaris op haar verschoningsrecht wordt afgewezen. Over het feit of al dan niet overeenstemming is bereikt tussen partijen, zal de notaris moeten verklaren.
Uitspraak
RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
MK/LH
zaak- en rolnummer: 101915 / HA ZA 08-364
datum: 17 juni 2009
Beslissing getuigenverhoor
Vonnis met betrekking tot het getuigenverhoor in de zaak van:
toev.nr. 4GU4365
[naam eiseres],
wonende te Heerhugowaard,
EISERES IN CONVENTIE bij dagvaarding van 21 april 2008,
VERWEERSTER IN RECONVENTIE,
advocaat: mr. M.C.A. Stoop,
tegen:
toev.nr. 4GV6511
[naam gedaagde],
wonende te Almere,
GEDAAGDE IN CONVENTIE,
EISER IN RECONVENTIE,
advocaat: mr. T.E. Wolfswinkel.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.
1.HET VERLOOP VAN HET GEDING
1.1.Bij vonnis van 28 januari 2009 heeft de rechtbank [eiseres] toegelaten te bewijzen dat:
-partijen (ten overstaan van de notaris) bindende afspraken hebben gemaakt over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap;
-de gemaakte afspraken zijn, de afspraken die zijn vastgelegd in de ontwerpakte van 30 augustus 2007 dan wel 15 januari 2008.
1.2.[eiseres] heeft vervolgens onder meer kandidaat-notaris D. Vrielink (hierna aangeduid als: de notaris) als getuige opgeroepen.
1.3.De notaris is op 29 mei 2009 voor het getuigenverhoor verschenen. Tijdens het verhoor heeft zij zich ten aanzien van drie aan haar gestelde vragen beroepen op haar verschoningsrecht. [eiseres] wenst dat de getuige deze vragen beantwoordt. Van het getuigenverhoor is een proces-verbaal opgemaakt.
1.4.De rechter heeft vervolgens bepaald dat op 17 juni 2009 bij vonnis over het beroep op het verschoningsrecht wordt beslist.
2.OVERWEGINGEN
2.1.De notaris heeft zich ten aanzien van drie aan haar gestelde vragen op haar verschoningsrecht beroepen. Deze vragen zijn:
1.Was er overeenstemming tussen partijen over de onderwerpen die zijn geregeld in de conceptakte van 30 augustus 2007?
2.Wat was het onderwerp van het overleg dat u, notaris, heeft gehad met notaris Post over iets dat tijdens het gesprek met partijen naar voren is gekomen?
3.Waarom staat in het concept van 30 augustus 2007 als peildatum november 2006, is daarin deze schuldenregeling opgenomen, is daarin de WOZ-waarde als waarde voor de woning aangewezen en wordt daarin het registergoed aan mevrouw toegescheiden?
2.2.De notaris heeft daarbij gesteld dat partijen erop moeten kunnen vertrouwen dat zij in vertrouwen met haar kunnen spreken. Als ze dat niet meer kunnen, betekent dat nogal wat voor haar beroep, zo stelt zij. Haar advocaat heeft, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 1 maart 1985 (NJ 1986, 173) gesteld dat haar verschoningsrecht zich uitstrekt tot datgene waarvan de wetenschap haar als notaris is toevertrouwd en dat alles waarvan de wetenschap haar als zodanig is meegedeeld ook als haar toevertrouwd heeft te gelden. Verder heeft hij, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 25 september 1992 (NJ 1993, 467), gesteld dat geen vastlegging als bedoeld in dat arrest heeft plaatsgevonden en dat de notaris zich daarom dient te verschonen als getuige. Daarbij heeft hij gesteld dat ook wanneer geen overeenstemming wordt bereikt, de notaris verschoningsrecht heeft.
2.3.De rechtbank overweegt dat het (afgeleide) verschoningsrecht dat de notaris toekomt, zich alleen uitstrekt tot hetgeen haar als notaris is toevertrouwd. Of hetgeen partijen aan de notaris hebben meegedeeld ook moet worden aangemerkt als aan de notaris toevertrouwd, moet naar de omstandigheden van het geval worden beoordeeld. Dit blijkt uit het ook door de advocaat van de notaris aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 25 september 1992. Dit betekent dat wat de notaris heeft aangevoerd ter motivering van haar beroep op het overgangsrecht - kort gezegd: partijen moeten toch in vertrouwen met mij kunnen spreken - een onjuist, want veel te ruim, uitgangspunt is.
2.4.In laatstgenoemd arrest overweegt de Hoge Raad: "In beginsel kan evenmin van een dergelijk "toevertrouwen" gesproken worden wanneer partijen hun mededelingen gedaan hebben ter vastlegging onder leiding van de notaris in een stuk als voormeld, doch zonder dat het tot vastlegging is gekomen. Ontstaat naderhand een geschil over de vraag of de overeenstemming waarbij van deze mededelingen werd uitgegaan, inderdaad bestond, dan zal de notaris zich derhalve in beginsel niet kunnen verschonen." Op dit beginsel zijn wel uitzonderingen mogelijk.
Aangezien partijen samen de notaris hebben bezocht en er vervolgens, in hun opdracht, een ontwerpakte van verdeling is opgesteld, is de in dit geval ontstane situatie gelijk aan deze, door de Hoge Raad bedoelde situatie.
Dat in dit arrest ook is overwogen dat de notaris een verschoningsrecht zal hebben indien geen overeenstemming wordt bereikt, betekent niet dat de notaris dan niet gehouden is te getuigen over de afwezigheid van overeenstemming. De mededeling van een partij dat er geen overeenstemming is bereikt met de andere partij - gelijk overigens de mededeling van een partij dat er wel overeenstemming is bereikt met de andere partij - is als regel immers niet bedoeld als vertrouwelijke mededeling aan de notaris.
Over het feit of al dan niet overeenstemming is bereikt tussen partijen, zal de notaris dus moeten verklaren.
2.5.Zoals gezegd heeft de notaris haar beroep op haar verschoningsrecht vooral gemotiveerd met het hiervoor weergegeven, onjuiste uitgangspunt. Daarbij is de rechtbank uit het dossier niet gebleken dat hier reden is om een uitzondering te maken op het onder 2.4 weergegeven beginsel. Daarom komt de notaris naar het oordeel van de rechtbank geen beroep op haar verschoningsrecht toe ten aanzien van de onder 2.1 weergegeven vraag 1.
2.6.De hiervoor onder 2.1 weergegeven vraag 2 beoogt, hoewel gevraagd is naar het onderwerp van gesprek tussen de notaris en een collega, een onderwerp van gesprek tussen de notaris en partijen te achterhalen. Het is niet uitgesloten dat de notaris ten aanzien van deze vraag een beroep op haar verschoningsrecht toekomt. Zoals hiervoor onder 2.4 weergegeven zal de notaris zich in beginsel echter niet kunnen verschonen in het geval partijen hun mededelingen hebben gedaan ter vastlegging van hun overeenstemming en naderhand een geschil is ontstaan over de vraag of overeenstemming inderdaad bestond. Gelet hierop en het door de notaris gehanteerde, onjuiste uitgangspunt, acht de rechtbank thans niet aan redelijke twijfel onderhevig dat de notaris deze vraag naar waarheid kan beantwoorden zonder dat wordt geopenbaard wat verborgen dient te blijven.
2.7.Ook voor de onder 2.1 weergegeven vraag 3 geldt dat de notaris zich ten aanzien van de beantwoording mogelijk kan verschonen. Om dezelfde reden als hiervoor verwoord, acht de rechtbank ook ten aanzien van deze vraag thans niet aan redelijke twijfel onderhevig dat de notaris deze vraag naar waarheid kan beantwoorden zonder dat wordt geopenbaard wat verborgen dient te blijven.
2.8.De rechtbank wijst het beroep van de notaris op haar verschoningsrecht ten aanzien van alle drie de vragen dan ook af.
3.DE BESLISSING
De rechtbank:
3.1.wijst het beroep van de notaris op haar verschoningsrecht af;
3.2.bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden voortgezet;
3.3verwijst de zaak naar de rol van 1 juli 2009 voor opgave van verhinderdata in de maanden augustus, september en oktober 2009 van partijen, hun raadslieden en de notaris voor de voortzetting van het getuigenverhoor.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Kraefft en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2009.